Vijf valkuilen bij het voeren van een debat in de klas

DELEN VIA

Leestijd: 2 minuten

Gefrustreerde deelnemers, persoonlijke aanvallen en oeverloos gewauwel. Hoewel deze uitkomsten vaak aan ‘debat’ worden gekoppeld, is ons standpunt: gooi het kind niet met het badwater weg. De oorzaak van de problemen zit niet zozeer in de methode zelf, maar in de uitvoering die veel beter kan. Daarom delen wij uit ervaring de vijf meest voorkomende valkuilen bij het voeren van een debat, en geven we ook direct tips hoe het te voorkomen.

#1 Er is geen derde onafhankelijke partij

Bij een discussie probeer je elkaar te overtuigen, maar bij een debat is je doel om een derde onafhankelijke partij te overtuigen . Het grote voordeel van die derde partij is dat het veel minder persoonlijk wordt. Zo voelt ‘ik vind dat de tegenstanders niet goed naar ons argument hebben geluisterd’ anders dan ‘jij luistert niet naar me’. Bovendien zorgt zo’n derde groep (juryleden, rechters of publiek) voor reflectie: zij kunnen vertellen welk argument hen heeft doen twijfelen of zelfs van mening deed veranderen. Blijf daarom als docent benadrukken dat de leerlingen de derde partij aanspreken in plaats van elkaar.

#2 Er is geen meningsverschil

Zonder meningsverschil is er geen debat mogelijk. Als iedereen het al met elkaar eens is, wie moet er dan nog overtuigd worden? Zorg daarom als docent dat je een stelling kiest waarbij de meningen vooraf verdeeld zijn. Dat kun je gemakkelijk testen: leg de leerlingen meerdere stellingen voor, laat ze stemmen en kies alleen de stelling waar een grote groep zowel voor als tegen is. Een andere manier om deze valkuil te voorkomen is een belangrijk onderdeel van onze debatmethode: debatteren met een opgelegd standpunt. Voordeel is dat je even grote groepen hebt en – nog belangrijker – dat leerlingen buiten hun eigen mening debatteren. Ze leren argumenten van de andere kant kennen en omdat het niet (perse) om hun eigen mening gaat zorgt het voor een veilige sfeer. Zorg voor een stelling waarbij aan beide kanten gemakkelijk argumenten te bedenken zijn. Op onze stellingenpagina vind je meer dan 400 stellingen; ingedeeld op niveau, onderwerp en beleid of waarde.

#3 De regels worden niet nageleefd

Voor- en tegenstanders moeten gelijke kansen krijgen om hun punt naar voren te brengen om de derde partij te overtuigen. Dat betekent dat zij evenveel voorbereidings- en spreektijd moeten krijgen, anders strijd je met ongelijke wapenen. Om dit te garanderen, heb je regels nodig en de debatleider speelt hierin een cruciale rol. Deze scheidsrechter is de enige die bepaalt wie, wanneer, hoe lang mag spreken. Als docent kun je deze rol op je nemen, waarbij je streng doch rechtvaardig de regie voert op deze tijd. Als iedereen de regels kan dromen, kan een leerling deze mooie taak overnemen. Verschillende debatvormen en bijbehorende regels vind je hier.

Meer debatvormen vind je op onze pagina met lesmateriaal

#4 Er is geen duidelijk afgebakend onderwerp

Een goed debat begint met een definitie en dat luistert nauw. Je kunt bijvoorbeeld pas argumenten uitwisselen over de stelling HARDDRUGS MOET WORDEN GELEGALISEERD als je weet wat het (beleids)plan van de voorstanders is. Anders krijg je de situatie dat de tegenstander zegt “straks liggen de zakjes coke naast de kauwgom bij de kassa” terwijl de voorstanders alleen de apotheken als verkooppunt in gedachten hadden. Dan praat je al snel langs elkaar heen. Daarom is het belangrijk dat de eerste spreker van de voorstanders eerst een helder plan op tafel legt, voordat de uitwisseling van argumenten begint. Meer over het opstellen van een (beleids)plan ofwel het definiëren van een stelling vind je in deze blog.

 #5 Er is geen vrijheid van het woord

‘We agree to disagree’. Je kunt alleen debatteren als deelnemers zich vrij voelen om alle argumenten aan te voeren die zij van belang vinden voor hun standpunt (voor of tegen). Óók wanneer iedereen uit het publiek het daarmee faliekant oneens is. Er mag niemand worden uitgesloten van het gesprek. Die vrijheid geldt tegelijkertijd ook voor de derde onafhankelijke jury: deelnemers behoren hun oordeel te respecteren en accepteren. Zorg dus als docent dat je de vrijheid van het woord van alle deelnemers beschermt.